Weerstand tegen verandering… Iedereen die bezig is met verandering in organisaties komt hem tegen. Maar bestaat dat eigenlijk wel, weerstand tegen verandering? Dat hangt er maar net vanaf hoe je er naar kijkt.
Er zijn vier grote misverstanden over weerstand tegen verandering. Ik leg je hier uit waarom ze niet kloppen.
1. Weerstand tegen verandering is onvermijdelijk
Ik ga niet beweren dat veranderen niet lastig is. Hoewel we altijd aan het veranderen zijn (op fysiek niveau ben je vandaag al niet meer wie je gisteren was), vinden we externe verandering lastig als mensen. Probeer zelf maar eens om een dag lang je billen af te vegen met je andere hand. Of je tanden te poetsen met je andere hand. Lukt niet zomaar he?
Maar de vraag is of wat jij beschrijft als weerstand tegen verandering, dat eigenlijk wel is. Want volgens mij ervaren we vooral weerstand tegen verandering als mensen niet willen wat ík of jíj bedenkt. Als een ander iets bedenkt wat ik geen goed plan vind, is het geen weerstand tegen verandering, maar common sense. Dan heeft degene met het plan het gewoon niet goed begrepen. Snappen “zij” het niet. Kijk maar eens eerlijk naar jezelf, hoe makkelijk kun je je niet opwinden over de plannen van je gemeente (Dáár een kunstwerk? Belachelijk!), de overheid (Meer (of juist minder) geld naar cultuur? Die lui zijn niet goed wijs!) of je eigen organisatie (Geen kroketten meer in de kantine? Zijn ze nou helemaal belazerd!)? Ik ken het bij mezelf in elk geval wel. En dan is er echt geen sprake van weerstand tegen verandering hoor!
Mijn stelling is dus: Weerstand tegen verandering is een kwestie van definitie. Het hangt er maar vanaf vanuit welk perspectief je kijkt.
2. Mensen met weerstand zijn zeurpieten
Ja, dat zou ik ook zeggen als iemand mijn plan niet goed vindt. Sterker nog, dat zeg ik dan ook, als ik heel eerlijk ben. Tot ik even stop en nadenk. Want dan weet ik dat de ander waarschijnlijk wel wat te melden heeft over het waarom van de weerstand. Je kunt er vanuit gaan dat er een zekere wijsheid zit in de reden waarom iemand niet mee gaat in jouw plan.
Een mooie exercitie is de volgende: bedenk eens alles waarom jij zélf weerstand tegen deze verandering zou hebben. Wees eens heel eerlijk, schrijf alles op. Het rationele (niet goed genoeg uitgedacht, onvoldoende voorbereid, we hebben dit al eens geprobeerd), het irrationele (gewoon geen zin in, ik weet niet of het wel leuker werken wordt). Goh, er is best wat te verzinnen waarom je hier niet in mee zou gaan he! En misschien zit er nog wel wat in ook. Ook in die “irrationele” argumenten. Want dat je werk er minder leuk van wordt, tja, dat kan best een goede reden zijn om het niet te doen. Of om er over na te denken: wat is er nodig om je werk wel leuk te houden, met deze verandering? Misschien kom je dan wel op een aanpassing die je nog moet doen aan je plan.
Dit zijn dan de dingen die je zelf kunt verzinnen. Ik zou je deze exercitie trouwens altijd aanraden. Onderzoek altijd ook bij jezelf waarom je iets niet zou doen. Het geeft je namelijk heel veel interessante informatie en de weerstand bij jezelf zit er toch. Dan kun je je bezwaren maar beter boven tafel hebben dan dat ze onder tafel gaan zitten muiten.
Net zoals jouw eigen bezwaren je belangrijke informatie geven over wat er nog schort aan je plan, geldt dat ook voor de bezwaren van de mensen met weerstand. Daarom is het belangrijk dat je nieuwsgierig wordt naar hun bezwaren. Het is een gouden regel dat in álle invalshoeken wijsheid zit. En dat je plan beter wordt als je die wijsheid meeneemt. Ga daarom in gesprek met de mensen die niet willen. Waarom willen ze niet? Wat hebben ze nodig om wel mee te kunnen gaan? Zelfs als je conclusie is dat je niet kunt voldoen aan wat ze nodig hebben om mee te kunnen gaan in je plan, omdat daar bijvoorbeeld de tijd of het geld niet voor is, dan zijn ze in elk geval gehoord. Dat is heel belangrijk, zie ook punt 1…
Mijn stelling is dus: Mensen met weerstand bieden je waardevolle informatie.
3. De weerstand zit bij de ander
Mijn stelling is: De weerstand zit bij jou.
Zo. Boem. Als jij denkt dat de weerstand tegen jouw plan bij de ander zit, dan ben je zeker niet bereid om écht te luisteren naar de ander. Echt luisteren vraagt een open mind, een open hart en een open wil. Het vraagt dat je je oordeel opschort (open mind), je cynisme parkeert (open hart) en je angst loslaat (open wil). Met andere woorden: dat je bereid bent om je hele plan los te laten, in elk geval voor de duur van het gesprek, om te horen wat de ander er over te zeggen heeft. Du moment dat je je eigen belang er weer tussen zet, dat je in de “Ja-maar” terecht komt, ben je niet meer echt aan het luisteren maar aan het verdedigen. En wie zit er dan in de weerstand?
4. Weerstand tegen verandering moet je overwinnen
Als je nou maar een goed implementatieplan bedenkt, en de juiste communicatie doet, dan overwin je de weerstand wel. Eerst even goed in kaart brengen waar hij zit…
Hoe arrogant is dit eigenlijk? Je gaat er vanuit dat die anderen, de mensen met weerstand, bespeeld moeten worden om mee te doen. Maar zoals ik hierboven al schreef, de mensen met weerstand hebben je wijsheid te geven, een bijdrage te leveren aan je plan. Als je er zo naar kijkt, hoef je de weerstand niet te overwinnen, maar kun je de ideeën van de mensen met “weerstand” includeren. En zo tot een beter plan komen.
Mijn stelling is dus: Weerstand moet je includeren.
Ik ben wel benieuwd hoe jij in jouw organisatie met weerstand om gaat. Of ben jij de trouble maker die altijd dit creëert? En hoe voelt het om zo gelabeld te worden? Deel je ervaringen hieronder.
Wil je hulp om het gesprek aan te gaan met de “weerbarstigen”? Neem dan contact met ons op!